Liederen van de sorteerhoed

De sorteerhoed bedenkt elk jaar, voor de sorteerceremonie een lied. Hij zingt het voordat hij alle nieuwe leerlingen gaat sorteren. Aangezien Harry 2 keer (wegens omstandigheden) niet bij de sorteerceremonie kon zijn, zijn er pas 2 liederen gemaakt.

Het lied uit Harry's 1e jaar

Ik ben misschien wat sjofel
Maar dat is de buitenkant.
Niemand weet zo goed als ik,
Van de hoed en van de rand.
Op gebreide mutsen kijk ik neer,
En ook op hoge hoeden,
Ik ben de sorteerhoed van de school,
En weet meer dan je zou vermoeden.
Al puilen de geheimen uit je hoofd,
De sorteerhoed ziet ze vast.
Dus zet me op, dan zeg ik je,
Wat het beste bij je past.
Misschien hoor je bij Griffoendor,
Bekend om zijn dapperheid,
Ja ridderlijkheid en durf en lef,
Is wat Griffoendors onderscheidt.
Misschien hoor je bij Huffelpuf,
Vind je hard werken oké,
Huffelpuffers blinken uit door trouw,
En hebben geduld voor twee.
En bij het wijze Ravenklauw,
Vinden mensen met verstand,
Die geleerd en bij de pinken zijn,
Altijd wel een geestverwant.
Misschien voel je je pas werkelijk thuis,
Als je naam bij Zwadderich prijkt.
Die sluwe lui schuwen echt niets,
Als hun doel maar wordt bereikt.
Dus raak vooral niet in paniek,
Zet me rustig op je kop,
Al ben ik een hoed, ik heb van jou,
Vast een vrij hoog petje op!

 

Het lied uit Harry's 4e jaar

Wel duizend jaar of meer geleę,
Mijn stiksels waren jong,
Leefden er vier magiërs; hun faam,
Gaat nog over ieders tond:
Uit het hoogland, dappere Griffoendor,
Schone Ravenklauw uit het bos,
Goede Huffelpuf uit het groene dan,
Sluwe Zwadderich, uit zompig mos.
Ze hadden een wens, een hoop, een droom, een plan vol vermetelheid:
Hun kennis delen met jong talent,
Zo werd Zweinstein werkelijkheid.
Door de stichters werden rap,
Vier afdelingen opgericht,
Want niet elk hechtte aan dezelfde deugd,
Ook een even groot gewicht.
Wie door Griffoendor verkozen werd,
Viel op door leeuwenmoed;
Voor Ravenklauw was schranderheid,
Het allergrootste goed.
Bij Huffelpuf was noeste vlijt,
Tot kern der zaak verheven;
En bij machtswellustig Zwadderich,
Was ambitie het hoogste streven.
Eerst scheidden ze hun favorieten zelf
Van de massa en dat ging best
Maar wie wijst de uitverkorenen aan,
Nu van de stichters niets meer rest?
't Was Griffoendor die het antwoord wist,
Hij zette me haastig van zijn kop,
De stichters schonken me hersenen,
En droegen aan mij de keuze op!
Dus zet me stevig op je hoofd,
Nog nimmer had ik het mis,
Ik zie in een oogwenk wat je denkt,
En roep wat je afdeling is!