Dorien en Jacobien luisterden ademloos naar het zingen van opa Baard. Oh wat mooi....zeiden ze toen opa uitgezongen was. Moet ik het nog een keer zingen, vroeg opa Baard. Graag zeiden de meisjes, we vinden het echt te gek.
Nadat opa Baard voor de tweede keer het liedje had gezongen vroeg Jacobien, welke spelletjes speelden jullie vroeger? Nou dat waren er heel veel zei oma Baardstra. Het liefst speelden we buiten op straat. Hoepelen bijvoorbeeld deed ik heel veel. Overal waar ik naartoe ging nam ik de hoepel mee. Hoelahoepen noemden we dat, dat was geweldig om te doen. En natuurlijk touwtje springen, zei oma Baardstra.

Samen met mijn vriendinnetjes, om de beurt draaien en springen. Wij verveelden ons nooit. En in de zomer gingen we natuurlijk altijd naar het zwembad. Daar heb ik opa Baardstra ook leren kennen. Ik was bijna een keer verdronken en toen heeft opa Baardstra mij gered. En ze was meteen verliefd op mij, zei opa Baardstra gekschererend. Oma Baardstra bloosde er een beetje van toen opa Baardstra dat zei.

En wat deed u toen u jong was, vroeg Jacobien aan opa Baardstra. Nou meisjes, eigenlijk hield ik me maar met één ding bezig en dat was met voetbal.
Dat was eigenlijk het enige dat ik geweldig vond.


Altijd was ik met mijn vriendjes buiten op straat aan het voetballen. Direct na school gingen we naar een pleintje in de buurt waar ik woonde en dan voetbalden we tot het donker was. Het liefst stond ik in de goal.
Maar we wisselden altijd met elkaar, zodat iedereen een beurt kreeg om de ballen tegen te houden. Ik was heel graag profvoetballer geworden, dat leek me machtig mooi. Alleen maar voetballen de hele dag. Jammer genoeg was ik daar niet goed genoeg voor. Ik moest dus een ander beroep kiezen. Ik wilde geen saaie kantoorbaan en toen ben ik brandweerman geworden.
Dat is een heel spannend en mooi beroep. Je helpt altijd mensen die in nood zitten. En niet alleen mensen maar ook dieren. We hebben bijvoorbeeld in de winter heel vaak eendjes die vastgevroren zaten van het ijs gehaald. En katten uit bomen natuurlijk. Ja, ik heb dat heel graag gedaan altijd.
En wat deed u, vroeg Dorien aan oma Baardstra. Ik ben altijd verpleegster geweest, zei oma Baardstra.
Ik zorgde voor mensen die ziek waren en in het ziekenhuis lagen. Ik verschoonde hun bedden, bracht hun eten en zorgde dat ze de medicijnen op tijd kregen. Verpleegster zijn is een heel mooi en dankbaar beroep. Net als opa Baardstra hielp ik ook altijd mensen en die waren je daar heel dankbaar voor.
Nu zorgt ze elke dag voor mij, zei opa Baardstra met een glimlach.
Mijn moeder is ook verpleegster, zei Jacobien. Ze werkt in Marenleud in het ziekenhuis, al heel lang. Ik denk dat ik ook verpleegster word, zei Dorien. Ik denk ik ook, zei Jacobien en dan nemen we een man als brandweerman.

Nou meiden, zei opa Baardstra, jullie hebben nog genoeg tijd om daar rustig over na te denken. Maak eerst de gewone school maar af en dan zien jullie later wel weer.
Maar nu moeten oma en ik nog boodschappen doen anders hebben we niets te eten vanavond. Oh, is het al zo laat, riep Dorien. Ja meisjes, als het gezellig is dan vliegt de tijd voorbij. Komen jullie nog maar snel weer eens langs.
Dat doen we zeker, riepen Dorien en Jacobien in koor, we vonden het supertof vanmiddag. Bedankt lieve oma en opa Baardstra en tot heel snel.

Einde.